De ontwikkeling van het hoogbegaafde kind - Choochem (2024)

  • Onderwijs

De ontwikkeling van het hoogbegaafde kind

Ander brein, andere aanpak

KNAW Onderwijsprijs 2023 – Hoogbegaafde middelbare scholieren verdienen ook aandacht

Onderzoekend leren ~ Netwerken in het brein

Nieuwsgierigheid prikkelen

Onderzoekend leren over identiteit: Typisch Nederlands

Profielwerkstukken voor VWO – KNAW Onderwijsprijs

Compacten en verrijken

Situatieanalyse voltijd HB-onderwijs

Subsidieregeling ‘Begaafde leerlingen primair en voortgezet onderwijs’

Passend onderwijs voor creatief begaafden

Infographic Hoogbegaafdheid

Andere onderwerpen:

Onderzoeken

Boekrecensies

Pers. ontwikkeling

Geloof

Onderwijs

Kennis

Werk

Opvoeding

Home » Kennisbank » Onderwijs » De ontwikkeling van het hoogbegaafde kind

Verslag van de lezing 18 mei 1999 te Zwolle door Rob Brunia.

Wat is eigenlijk hoogbegaafd?

Het gemiddelde IG ligt momenteel op 102. We spreken van hoogbegaafdheid als er een score boven de tweede standaarddeviatie (=afwijking van het gemiddelde) gemeten wordt. Afhankelijk van de test is dit een IG vanaf 128-130. Dit is ongeveer 2 a 3 procent van de bevolking. De groep die in de tweede standaard-deviatie naar beneden zit is 2x zo groot (IQ 70-80).

We weten eigenlijk nog niet precies wat hoogbegaafd is. Prof. Terman begon in 1909 met een studie naar hoogbegaafdheid en hij zorgde ervoor dat er een eerste onderzoek plaatsvond. Bij een groep jongelui die met de Stanford-Binet getest werden en boven de 140 eindigden, werd onderzocht of er soms bijzondere gebeurtenissen aan de orde geweest waren in hun leven. Opvallend warden de volgende zaken, die ook nu nog een indicatie zijn dat we te maken hebben met een hoogbegaafd kind:

  • Vroeg leren lopen, 6-8 maanden, normaal gebeurd dat bij 12-16 maanden, het kind ontwikkelt zijn eigen lopen door te kijken naar hoe andere het doen.
  • Sommige slaan de kruipfase over.
  • Vroeg spreken, 11-14 maanden, vaak bijna meteen correct. Geen echolalie, niet of kort brabbelen.
  • ‘Dus’ redenering met 2 jaar en 2 maanden, normaal gebeurd dat rond de 3 en half jaar.
  • Vroeg omrollen willen gaan zitten, van standpunt willen veranderen

Deze verschijnselen hoeven niet allemaal tegelijk op te treden, het is geen voorwaarde tot hoogbegaafdheid.

1 op de 80 mensen is hoogbegaafd. Op 4-jarige leeftijd is 1 op de 8 bekend, dat is 12%; op 12-jarige leeftijd is dit 55%. Hiervan is 2/3 jongens en 1/3 meisjes. Deze scheve verhouding heeft te maken met het feit dat de aard van de symptomen zo verschillend zijn. Jongens hebben gedragskenmerken die veelal naar buiten zijn gericht (schreeuwen, agressie of lastig gedrag), meisjes hebben meer naar binnen gerichte symptomen (hoofdpijn, buikpijn).

De Neurofysiologische ontwikkeling

Op welk moment gaan kinderen zich van elkaar onderscheiden?

Rob Brunia legt uit dat HB kinderen van het begin anders zijn. Hun identiteit is al vroeg bepaald en direct na de geboorte al merkbaar aan een aantal reacties. In de eerste 12 dagen na de geboorte is er nog een grote plasticiteit van het zenuwgestel, daarna neemt de plasticiteit snel af. In die periode worden de verbindingen tussen de neuronen gevormd en blijkbaar is het zo dat hoe meer prikkels er zijn hoe meer zenuwcellen en verbindingen tussen de zenuwcellen er aangemaakt worden. Het aantal verbindingen tussen de neuronen van een hoogbegaafde ligt 40 tot 50% hoger en in sommige gevallen zelfs tot 60% hoger dan bij ‘normaal’ begaafden. Kinderen die meer verbindingen hebben, hebben meer denkcircuits en dus meer mogelijkheden/strategieën.

Een vraag uit de zaal: kan hoogbegaafdheid aangetoond worden d.m.v. een scan?

Nee, het hersensignaal is te klein.

Een andere vraag: maakt het uit of je kind te vroeg of te laat geboren wordt?

Hierover zijn nog geen statistieken aangelegd. Het is mogelijk dat door een vroeggeboorte er sprake is van een stress-situatie. En in een dergelijke situatie met veel prikkels worden er dus meer verbindingen gemaakt. Rob vertelt over een onderzoek met pasgeboren poezen: als een poes geboren wordt in een zeer prikkelarme omgeving, dan wordt dit dier schizofreen. Als een poes daarentegen geboren wordt in een prikkelrijke omgeving, ontstaat er een gezonde sterke poes.

Vraag: is HB erfelijk?

Hierin moeten we voorzichtig zijn, er is nog niet zoveel over bekend. Het hangt van veel factoren af, het is zeker niet monogenetisch (1 gen = 1 gevolg).

Waarom zijn ze anders: de psychologische leefwereld

Rob vertelt het zandbak-verhaal:

Een hoogbegaafde peuter van 2,5 jaar zit op de rand van de zandbak van een peuterspeelzaal. Het kind is er pas 4 dagen. Op ongeveer 1,5 meter afstand zitten 4 kinderen in het zand te spelen. Een van hen pakt een hand zand en gooit deze naar de apart zittende peuter. Dit is zijn manier om te vragen: waarom doe je niet met ons mee? De apart zittende peuter reageert echter ongebruikelijk: i.p.v. te gaan huilen, staat het op en gaat ongeveer 2,5 meter verder zitten, met de gedachte: ‘Dit haal je niet’. De drie andere kinderen gaan op hun beurt nu ook met zand gooien (stellen allemaal de vraag) Dan grijpt de leiding in.

Deze scène is niet uniek. Dit gebeurt ook bij volwassen hoogbegaafden. Waarom spelen hoogbegaafde kinderen niet mee? Het kind is vanaf zijn allereerste begin anders en bouwt een andere psychologische wereld op.

Op het moment dat er overlap is tussen twee psychologische leefwerelden (PLW) is er ook sprake van communicatie. Als er bij geen overlap is, kan er ook niet of nauwelijks een basis voor communicatie zijn.

De ontwikkeling van het hoogbegaafde kind - Choochem (1)

Vraag: moet een hoogbegaafd kind zich aanpassen opdat het in de psychologische wereld van niet hoogbegaafde kinderen past?

Je kunt wel proberen om een hoogbegaafd kind overlap te laten krijgen met een ander kind, maar het is verkeerd om een kind verantwoordelijk te stellen voor de gevolgen van zijn eigen aanleg. Je eigen psychologische leefwereld is min of meer onveranderlijk.

De eerste gevolgen van het ‘anders’ zijn kunnen al optreden zodra het hoogbegaafde kind naar de peuterklas of basisschool gaat. Het neemt zijn eigen psychologische leefwereld mee, met zijn eigen gedachten en eigen redeneringen, die sterk afwijken van het gemiddelde kind. Het zou handig zijn voor de basisscholen om op het aanmeldingsformulier bepaalde vragen te stellen, waaruit dat opvallende gedrag al naar voren kan komen.

De onderpresteermachine

Als je anders bent en je moet in een groep gaan functioneren, dan kan de onderpresteermachine in werking treden. Het hoogbegaafde kind heeft code A. De groep op school heeft code B en oefent druk uit op het hoogbegaafde kind om het naar hun code toe te krijgen. Die druk is eerst vriendelijk maar kan later behoorlijk agressief worden. Wat er dan kan gebeuren:

  1. Het kind zegt ja tegen e groep, het gevolg is dat de eigen identiteit van het kind onder druk komt te staan. Dit kan leiden tot bezoek aan het RIAGG.
  2. Het kind zegt nee tegen de groep en raakt vervolgens in een isolement.
  3. Het kind zegt afwisselend ja en nee. Een ‘code hopper’, voor de omgeving onbetrouwbaar.

Als je je anders voordoet dan je bent krijg je problemen. Hoe sterker de groep, hoe ernstiger de hoogbegaafde kinderen in de problemen kunnen komen. En hoogbegaafde kinderen zullen nimmer ‘meedoen’ in sterke groepen, want ze ‘kunnen ‘ zich niet aanpassen. Ook leerkrachten proberen een ‘goede groep’ te maken, een hoogbegaafd kind komt hierdoor nog ernstiger onder druk te staan. Het gedrag gaat van 1 naar 2 naar 3 en weer terug. Hoe meer druk, hoe sneller er gewisseld wordt van groepscode.

Van de herkende hoogbegaafde kinderen komt

  • 1/6 deel goed terecht
  • 1/6 deel dankzij hulp van buitenaf goed terecht
  • 2/6 deel matig terecht, ondanks hulp van buitenaf
  • 2/6 deel heel slecht terecht, d.w.z. zijn zeer depressief, belanden in psychiatrische inrichtingen of plegen zelfmoord.

Dit is een slechtere prognose voor de groep die onderaan uitvalt, bovendien krijgt het merendeel geen adequate hulp.

Vraag: Wordt het voor hoogbegaafde kinderen gemakkelijker naarmate ze ouder worden?

Als ze de universiteit halen, waar ze meer gelijkgestemden zullen ontmoeten vinden ze ook meer aansluiting.

Vraag: Waarom is werken met hoogbegaafde kinderen moeilijk?

Hoogbegaafden lopen niet ‘in de pas’ wat betreft ontwikkeling. Het ontwikkelingsverschil is er en wordt alleen maar groter. Men gaat dan spreken over sociaal-emotionele problemen als een persoonlijk probleem van het kind i.p.v. een symptoom van zijn of haar ontwikkeling. Voor het welzijn van hoogbegaafde kinderen is het dus belangrijk niet alleen een hoger niveau aan te bieden maar ook de stof sneller aanbieden!

Vraag: Als er wel versneld wordt, raak het kind dan sociaal niet apart?

Als je het niet doet gebeurd het zeker, als je het wel doet is de kans klein. Doen dus!

Strategieën

Waarom is het werken met hoogbegaafden (kinderen en volwassenen) binnen het onderwijs zo moeilijk? Er zijn verschillende factoren waarin zij zich onderscheiden van andere leerlingen:

  • Ze observeren analytisch (d.i. op basis van verschillen)
  • Ze zijn sterk visueel
  • Ze leren associatief (d.i. iets ontdekken, in verband brengen met dingen die je al weet, je leert in verhouding tot andere dingen)

Terwijl het gewone onderwijs uitgaat van

  • Globaal observeren,
  • Een mix van kijken, horen, voelen
  • Analoog leren (concrete uitleg-toepassing-nog een keer uitleg-oefenen, nog een keer oefenen)

Je komt er als hoogbegaafde dan bekaaid vanaf.

Opeenvolgende vormen van strategie zijn;

  • Trial and error, blijven proberen tot je succes hebt: de blokkenstoof
  • Matching, op één manier passend: puzzels
  • Prikstrategie, vraag en antwoord in een mentale blik gevangen wordt. Veel hoogbegaafde kinderen blijven op deze strategie ‘hangen’.
  • Gelaagde strategie: observatie, groeperen van gegevens, formuleren van vraagstelling, hergroeperen van gegevens, conclusie op basis van hergroepering, relatie van de conclusie met de vraagstelling.

Als je succes hebt met een bepaalde strategie is er geen noodzaak die te veranderen, c.q. aan te passen. Over het algemeen kunnen hoogbegaafde kinderen tot in de derde klas van het voortgezet onderwijs prima uit de voeten met de prikstrategie. Echter, om dan over te schakelen naar de gelaagde strategie om toch de vraagstukken te kunnen oplossen is erg moeilijk. Het overschakelen van de ene strategie naar de andere is individueel. Je kunt alleen door een hoogbegaafd kind op jonge leeftijd al probleemvraagstukken voor te schotelen, hem leren om naar een hogere strategie over te schakelen.

Het alleen aanbieden van verbreding in de lesstof voelt voor het kind als meer werk om op hetzelfde punt uit te komen. Hier heeft iedereen een hekel aan. Verbreden werkt allen in combinatie met versnellen. Eigenlijk is het zo dat de mensen om het kind heen moeten versnellen, het kind werkt in zijn eigen tempo! Rob’s adagium: geen verbreding of verrijking zonder versnelling!! De kinderen kunnen het uitstekend aan.

Commentaar van een hoogbegaafd kind van 9 jaar dat flink versnelde: ‘het was niet altijd leuk om van groep te veranderen, maar het was onontkoombaar….’

Vraag: Hoe voelt een 9 of 10-jarige hoogbegaafde leerling zich op de middelbare school m.b.t. de puberteit en zo?

De puberteit varieert van 7 tot 19-jarige leeftijd zowel lichamelijk als geestelijk. Het wordt dus ten onrechte gebruikt als een soort kapstok om alle problemen aan op te hangen!!!

90% van de leerlingen gaat zeer goed na versnellen, slechts met 10% gaat het minder goed. Bijna allemaal vinden ze de klasgenoten ‘verschrikkelijk kinderachtig’. Als leerkracht van het voortgezet onderwijs zal men zich flexibeler moeten opstellen t.o.v. deze kinderen. Verticale differentiatie is goed, n.l. stof uit bijvoorbeeld groep 6 aanbieden in groep 5. De cognitieve ontwikkeling is het locomotiefje dat de sociale ontwikkeling trekt.

Vraag: Is Montessori-onderwijs voor deze kinderen geschikter?

Omdat het een individueel karakter heeft, zou het beter moeten werken, maar de Montessori methode is sterk dogmatisch; het zou veel flexibeler moeten zijn.

Vraag: En de Jena-plan scholen?

De instructie-groepen geven een probleem, de horizontale differentiatie gaat nog wel, echter de verticale differentiatie (het aanbieden van lesstof groep 6 in groep 5) is er niet.

Er zijn verschillende redenen waarom kinderen onderpresteren:

  1. De onderpresteer-machine (codes)
  2. Technische redenen:
    1. HB + ADHD
    2. HB + Dyslectisch
    3. HB + NLD
    4. HB + PPD-NOS
    5. HB + Autistiforme storingen
    6. HB + Asperger

De diagnose ADHD (hyperactiviteit en concentratie-stoornis) is ooit met een hele dure methode onderzocht. Maar om dat bij alle kinderen met een ADHD label te doen is onbetaalbaar. De diagnose is daarom vastgelegd in een aantal kenmerken. Deze kenmerken komen aardig overeen met de hoogbegaafdheidskenmerken. Volgens Rob Brunia kan men spreken over een epidemie van ADHD kinderen, er zijn er 7x zoveel gediagnostiseerd als volgens de statistiek mogelijk is. Maar veel hoogbegaafde kinderen komen niet tot hun recht, komen daardoor onder druk te staan en worden daardoor heel actief. Er zijn hoogbegaafde kinderen die kenmerken hebben van ADHD, PPD-NOS, Asperger en Autistiforme storingen, waarvan de onderliggende diagnose een verbaal/performaal kloof is.

De verbaal/performaal kloof

1 op 3 hoogbegaafden heeft hier mee te maken.

Bij een test worden zowel het verbale als het performale IG vastgesteld:

Verbaal= woorden, woordbetekenis, redeneren in taal en taalsymbool, rekenen is ook redeneren

Performaal= praktisch handelen, oplossen van problemen en deelproblemen, bijvoorbeeld wiskunde

Een verbaal/performaal kloof is relevant vanaf 12 punten verschil maar een eventuele kloof kan doorwerken bij het testen en komt er dan dus niet (helemaal) uit. Een verbaal hoog-performaal laag (V-p) kloof komt 7x vaker voor dan het omgekeerde (P-v).

Door een eventuele kloof ontstaat er een situatie dat de gegevens uit de ene hoek niet transfereren met de andere gegevens. De kinderen kunnen zich dan geen beeld vormen van de situatie/het probleem = visualisatie. Visualisatie van het probleem komt tot stand door verbaliseren; als je dingen onder woorden brengt krijg je daar ’n beeld bij. Dit is belangrijk voor de werking van het geheugen. Als iemand tégen je praat is dat beeld aanzienlijk zwakker dan wanneer je er zelf woorden aan geeft. Vooral bij hoogbegaafdheid met een v/p kloof is het niet vormen van beelden sterk aanwezig. Een beeld heeft 3 dimensies: symbool, betekenis, gevoelswaarde. Als er één van de drie ontbreekt vormt het kind zich geen beeld en voert dus de opdracht niet uit (is het geval met voorlezen voor de klas, uitleg van de leraar voor de klas). Een dergelijk kind zal in de les dus om zich heen gaan zitten kijken om te zien wat de rest doet om de opdracht te kunnen uitvoeren. Als er dan toch geconstateerd wordt dat het om een hoogbegaafd kind gaat en men geeft het kind apart ander werk met een verbale instructie, weet het kind niet wat het moet doen: het kan niet meer ‘afkijken’.

Gedragskenmerken

Gedragskenmerken:

  1. Moeite met routine, alles steeds elke dag opnieuw vertellen (wassen, aankleden, bed opmaken etc)
  2. Chaos in kast, kamer, is zelf niet in staat het op te ruimen
  3. Vergeetachtig, verstrooid (haal je jas van je kamer, kind gaat naar boven en komt nooit meer terug, zit strip te lezen)
  4. Vaak boos of verdrietig (hij kan alles goed begrijpen maar zijn handelen leidt tot een slecht product, kind valt zichzelf des steeds tegen)
  5. Langzaam met rekenen
  6. Problemen met de groep
  7. Drempelvrees, alles wat nieuw is zorgt voor problemen, nieuw = bedreigend
  8. Blokkade; er ontstaat een situatie, kind kan er niet mee omgaan, blokkeert en gaat bijvoorbeeld op toilet zitten; apathisch
  9. Omgooien bekers
  10. Tics
  11. De aanzet in een schrift is halverwege de regel of bladzijde
  12. Laag zelfbeeld
  13. Vaak angstig; nachtmerries, tics
  14. Extreem visueel

Het gedrag van een dergelijk kind kan leiden tot de diagnose ADHD, Asperger, Dyslexie, terwijl er ‘alleen maar’ sprake is van een V-p kloof.

Bij een performaal hoog-verbaal laag (P-v) situatie komt er nog bij dat het kind uitstekend kan imiteren, wat ze zien doen ze na. Bovendien wordt het aangesproken op het niveau waar het zich verbaal uit (dat wat hij niet goed kan dus), er zit echter veel meer in dit kind dan er zichtbaar is, het kind wordt chronisch onderschat.

65% van deze kinderen worden niet ontdekt. Het gedrag van een kind met een P-v kloof kan lijken op autistiform gedrag.

Wat kun je er nu mee?

  • STRUCTUUR (d.m.v. methode OPA (bij de OBD))
  • Feedback laten geven door het kind en zelf feedback geven op het werk.
  • Kind laten verbaliseren, dus laten nazeggen wat je zojuist gezegd hebt.
  • Belangrijke factoren in een zin: symbool (volkswagen), betekenis (vervoermiddel) en gevoelswaarde (hij rijdt lekker).
  • Geen wisselende structuren.
    • Dezelfde type sommen op dezelfde bladzijde, niet alles door elkaar: 6 verschillende soorten sommen door elkaar geeft problemen met de structuur van de som en resulteert in 38 minuten zoeken naar de structuur en 2 minuten rekenen.
  • Geen instapdictee
  • Structuur aanbrengen in tijd, vorm en inhoud

Zelfbeeld

Het beeld wat ik heb, van wat ik wil uitvoeren, wordt steeds als resultaat veel minder. Dat frustreert. Het kind valt zichzelf steeds weer tegen en vindt dat het constant faalt. Het kind moet zichzelf competent verklaren, het moet geen ervaren, gaan zien dat het iets kan. Dat kan door handelingen aan te bieden die tot zijn of haar sterke kant behoren, dat geeft weer zelfvertrouwen.

Routine

(Ik moet het iedere morgen weer opnieuw zeggen!)

Verbale instructie wordt niet opgepakt. Dus: visualiseren i.p.v. steeds verbaal te herhalen. Bijvoorbeeld pictogrammen op een lijst aanbrengen, een knijper bij de handeling zetten die uitgevoerd moet worden. Handeling klaar? Knijper bij de volgende handeling zetten, etc.

Het is belangrijk om, als er een verschil bestaat van 12 punten of meer tussen de verbaal score en de performale score, deskundige hulp in te roepen. Robe vertelt nog het verhaal van een kind wat thuis wel sprak maar buiten de deur en op school helemaal niet, zelfs niet met de juf. Dit kind werd bestempeld als electief mutist, Na veel geduldwerk en goede begeleiding komt er nu vooruitgang.

PrevVorige

VolgendeNext

De ontwikkeling van het hoogbegaafde kind - Choochem (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kerri Lueilwitz

Last Updated:

Views: 5933

Rating: 4.7 / 5 (67 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kerri Lueilwitz

Birthday: 1992-10-31

Address: Suite 878 3699 Chantelle Roads, Colebury, NC 68599

Phone: +6111989609516

Job: Chief Farming Manager

Hobby: Mycology, Stone skipping, Dowsing, Whittling, Taxidermy, Sand art, Roller skating

Introduction: My name is Kerri Lueilwitz, I am a courageous, gentle, quaint, thankful, outstanding, brave, vast person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.